Ervan uitgaande dat een nieuw dak goed is, kunnen we het dak ijken. Dit controleren we bij de plaatsing van de sensoren. Als de sensor units geplaatst zijn, kunnen we beginnen met de ijking. We creëren lineaire modellen die de isolatiecapaciteit van een dak(deel) vastleggen. De opvolgende jaren vergelijken we de huidige modellen met de modellen van het ijkmoment. Wordt de lijn van het model naar verloop van tijd steiler, dan kan dit een indicatie van een gebrek zijn. Het slimme algoritme past in deze situatie de meetintervallen aan en wij brengen de beheerder op de hoogte.

De distributies laten zien hoe vaak een bepaalde temperatuur voorkomt en hoe de temperatuurmeting per sensor unit verdeeld is, oftewel hoe waarschijnlijk het is dat een bepaalde waarde voorkomt. De grafiek visualiseert hoe vaak een bepaalde temperatuur per sensor unit gemeten is; hoe breder de viool, hoe waarschijnlijker het is dat een temperatuur gemeten wordt.

Door distributies met elkaar te vergelijken, kunnen we verschillen tussen sensoren laagdrempelig zichtbaar maken. Wanneer de gemiddelde temperatuurverschillen ver uiteen lopen, kan dat het gevolg van een gebrek zijn. Bij deze waarneming verkort het algoritme de meetintervallen, zodat de sensor units meer data verzamelen en wij een gedetailleerder overzicht krijgen. Zo kunnen we data-gedreven beslissingen maken, voeren we onderhoud op het juiste moment uit en niet op basis van periodieke inspecties.

De scatterplot is een visuele weergave van het verband tussen de onder- en boventemperatuur. We berekenen lijnen om alle metingen zo goed mogelijk inzichtelijk te maken.

Hoe steiler de lijn, hoe warmer de ondertemperatuur wordt bij een toenemende boventemperatuur. Dit is geen goed teken en kan een indicatie van een gebrek zijn. Het betekent dat de isolatie minder goed werkt: als het temperatuurverschil klein is, doet het isolatiemateriaal niet zo goed z’n werk. Een vlakke lijn geeft aan dat het isolatiemateriaal goed isoleert. De temperatuur kan boven erg hoog zijn, maar beïnvloedt de ondertemperatuur niet tot nauwelijks. De verschillen tussen de boven- en ondertemperatuur zijn groot omdat de isolatie de warmte van boven niet doorlaat waardoor de ondertemperatuur niet mee opwarmt.

Aan de hand van de data nemen we de prestaties van het isolatiemateriaal waar. Wanneer isoleert het materiaal goed en wanneer zien we de prestaties afnemen. Daarin onderscheiden we natte en droge isolatie. Natte isolatie is het gevolg van water dat geabsorbeerd wordt door het isolatiemateriaal. Water geleidt de warmte namelijk beter dan stilstaande lucht en vocht in isolatiemateriaal is meestal het gevolg van een lekkage. Op dit moment geeft een model een alarm af en verkorten we de meetintervallen om eventuele vervolgstappen te bepalen.

Droge isolatie vs. natte isolatie

1. Natte isolatie isoleert minder goed;
2. Minder goed isoleren betekent sneller warmte of kou geleiden;
3. Als het dak heel warm wordt, geleidt slechte isolatie de warmte sneller naar de onderkant. Hierdoor worden de temperatuurverschillen kleiner en neemt de temperatuur in het gebouw toe.